czas. niereg. b (24)

 0    9 flashcards    kacperekk
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
bevinden, bevond/bevonden, h. bevonden
start learning
uznac
bewijzen, bewees/bewezen, h. bewezen
start learning
udowodnic, doniesc
bezitten, bezat/bezaten, h. bezeten
start learning
posiadac, miec
deelnemen, nam/namen deel, h. deelgenomen
start learning
uczestniczyc, brac udzial
denken, dacht/dachten, h. gedacht
start learning
myslec
doen, deed/deden, h. gedaan
start learning
robic
doorbrengen, bracht/brachten door, h. doorgebracht
start learning
spedzic(np. czas)
doordringen, drong/drongen door, is doorgedrongen
start learning
dotrzec, dostac sie dokas
doorgaan, ging/gingen door
start learning
kontynuowac, odbyc sie

You must sign in to write a comment