czas. niereg. b

 0    24 flashcards    kacperekk
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
bakken, bakte/bakten, h. gebakken
start learning
piec, smazyc
bedenken, bedacht/bedachten, h. bedacht
start learning
wymyslic
bedragen, bedroeg/bedroegen, h. bedragen
start learning
wynosic
beginnen, begon/begonen, is begonen
start learning
zaczac(sie)
begrijpen, begreep/begrepen, h. begrepen
start learning
rozumiec
beschrijven, beschreef/beschreven, h. beschreven
start learning
opisac
bespreken, besprak/bespraken, h. besproken
start learning
omowic
bestaan, bestond/bestonden, h. bestaan
start learning
istniec
bewegen, bewoog/bewogen, h. bewogen
start learning
ruszac(sie)
bezoeken, bezocht/bezochten, h. bezocht
start learning
odwiedzic
bieden, bood/boden, h. geboden
start learning
ofiarowac
bidden, bad/baden, h. gebeden
start learning
modlic(sie)
binden, bond/bonden, h. gebonden
start learning
wiazac
blijken, bleek/bleken, is gebleken
start learning
okazac(sie)
blijven, bleef/bleven, is gebleven
start learning
zostac
breken, brak/braken, h. gebroken
start learning
przerwac, zlamac
brengen, bracht/brachten, h. gebracht
start learning
wziasc ze soba
buigen, boog/bogen, h. gebogen
start learning
zgiac
behouden, behield/behielden, h. behouden
start learning
zachowac, utrzymac
bekijken, bekeek/bekeken, h. bekeken
start learning
zobaczyc
besluiten, besloot/besloten, h. besloten
start learning
(za) decydowac
betreffen, betrof/betroffen, h. betroffen
start learning
dotyczyc, odnosic (sie)
betrekken, betrok/betrokken, h. betrokken
start learning
wlasciwy, zachmurzony
bevallen, beviel/bevielen, is bevallen
start learning
urodzic(sie)

You must sign in to write a comment