Usłyszane 100

 0    24 flashcards    Monika Cz.
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
Ptak ma dziób, usta człowiek i zwierzę mordę.
start learning
De vogel heeft de snavel, man de mond en het dier de bek.
Ludzie i koń mają usta i nogi, a inne zwierzęta mają mordki i łapy.
start learning
Mensen en het paard hebben de mond en de benen en andere dieren hebben de bek en de poot (en)
Zwariuje z napięcia.
start learning
Ik word gek van de spanning
Chciałabym to z przyjemnością zrobić, ale
start learning
Ik zou dat met plezier willen doen maar
Przypomniesz mi, że jutro muszę iść do apteki?
start learning
Wil je me eraan herinneren dat ik morgen even naar de apotheek moet?
Co odpowiedziałaś?
start learning
Wat heb je teruggezegd?
męskość
start learning
de mannelijkheid
Najpierw muszę pomyśleć
start learning
Ik moet eerst na denken
Muszę szczerze powiedzieć, że...
start learning
ik moet eerlijk zeggen dat...
Co było tak zabawnego?
start learning
Wat was zo grappig?
Zostaw to na biurku.
start learning
Laat maar op het bureau.
Jeśli bedę miała czas...
start learning
Als ik tijd heb...,
Wtedy postanowiłam...
start learning
Toen had ik besloten om...
jak
start learning
naarmate
jak ten moment się zbliżył...
start learning
naarmate dat moment dichterbij kwam...
w tamtym czasie d
start learning
destijds
Mam lekcje z taalcoachem
start learning
ik krijg de lessen van de taalcoach
Co zatem jest nie tak?
start learning
Wat klopt er dan niet?
Jak w takim razie powinno to być?
start learning
Hoe moet het dan wel?
mieć dreszcze
start learning
bibberen
obok siebie
start learning
zij aan zij
podróbka
start learning
de vervalsing
Ptaki śpoewały w drzewach.
start learning
Vogels tijlpten in de bomen.
Zostali przetransportowani do szpitala.
start learning
Ze zijn naar het ziekenhuis vervoerd.

You must sign in to write a comment