→ 13/4 Wanneer Kunt U Langskomen? → Start Learning / Download MP3 Flashcards

start learning

Question		Answer
zależny On jest zależny od swoich rodziców. start learning		afhankelijk Hij is afhankelijk van zijn ouders.
zamrożony Woda jest zamrożona. start learning		bevroren Het water is bevroren.
palić się Świeczki palą się wieczorem. start learning		branden De kaarsen branden in de avond.
zakręcić Możesz obracać przyciskiem. start learning		draaien Je kunt aan de knop draaien.
nacisnąć Naciśnij przycisk, żeby zacząć. start learning		drukken Druk op de knop om te beginnen.
tłok Na ulicy był duży tłok. start learning		de drukte Er was veel drukte op straat.
gdzieś Zgubiłem moje klucze gdzieś. start learning		ergens Ik heb mijn sleutels ergens verloren.
wczoraj Mieliśmy wczoraj imprezę. start learning		gisteren We hebben gisteren een feest gehad.
przycisk Naciśnij przycisk, żeby rozpocząć. start learning		de knop Druk op de knop om te starten.
kwadrans Wrócimy za kwadrans. start learning		het kwartier We zijn over een kwartier terug.
cieknąć Kran cieknie. start learning		lekken De kraan lekt water.
udawać się To pewnie się uda. start learning		lukken Het zal wel lukken.
mikrofalówka Podgrzej jedzenie w mikrofalówce. start learning		de magnetron Verwarm het eten in de magnetron.
monter Monter naprawia samochód. start learning		de monteur De monteur repareert de auto.
mokry Moje buty są całkowicie mokre. start learning		nat Mijn schoenen zijn helemaal nat.
poszukać Poszukam tego dla ciebie. start learning		opzoeken Ik zal het voor je opzoeken.
piekarnik Piecz ciasto w piekarniku. start learning		de oven Bak de taart in de oven.
program Co jest zaplanowane na wieczór? start learning		het programma Wat staat er vanavond op het programma?
ekran Ekran mojego telefonu jest zepsuty. start learning		het scherm Het scherm van mijn telefoon is gebroken.
zepsuty Mój komputer jest zepsuty. start learning		stuk Mijn computer is stuk.
za każdym razem On za każdym razem to robi. start learning		telkens Hij doet het telkens weer.
okres, czas Czas zależy nieco od ruchu. start learning		het tijdstip Het tijdstip is een beetje afhankelijk van de drukte.
typ Jakiego typu samochód prowadzisz? start learning		het type Wat voor type auto rij je?
prać Musisz prać swoje ubrania. start learning		wassen Je moet je kleren wassen.
poddasze Przechowaliśmy rzeczy na poddaszu. start learning		de zolder We hebben spullen op de zolder opgeslagen.

13/4 Wanneer kunt u langskomen?

You must sign in to write a comment

More