het fruit en de groente 2

 0    11 flashcards    mateuszszumilas91
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
jabłko
Jedno jabłko dziennie trzyma lekarza od Ciebie z dala!
start learning
de appel
Een appel per dag houdt de dokter van u af.
banan
Co lubisz najbardziej - jabłka czy banany?
start learning
de banaan
Wat vindt je het meest van: appels of bananen?
gruszka
Jem gruszkę.
start learning
de peer
Ik eet een peer.
porównanie
W porównaniu do truskawek ananas jest też dobry z puszki.
start learning
de tegenstelling
In tegenstelling tot aardbeien, is ananas ook lekker uit een blik.
pomidor
Spójrz, pomidor, który wyrósł słuchając Mozarta!
start learning
de tomaat
Kijk, een tomaat die opgroeide met het luisteren naar Mozart!
ziemniak, obierać
Powiedz jej, że obieram ziemniaki.
start learning
de aardappel, schillen
Zeg haar dat ik de aardappelen aan het schillen ben.
ogórek, zawierać
Niniejszy rozdział obejmuje również ogórki i korniszony.
start learning
de komkommer, omvatten
Dit hoofdstuk omvat ook komkommers en augurken.
cytryna
Lubię pomarańcze, ale bardziej lubię cytryny.
start learning
de citroen
Ik hou van sinaasappels, maar ik hou meer van citroenen.
cebula
Mary ucięła się podczas siekania cebul.
start learning
de ui
Mary heeft zich gesneden terwijl ze uien aan het fijnhakken was.
sałata, karmić, ślimak
Tom karmi sałatą ślimaki.
start learning
de sla, voeden, de slak
Tom voedt sla aan de slakken.
siekanie
Siekanie marchewki musi iść szybko.
start learning
hakken
De wortel hakken moet snel gaan.

You must sign in to write a comment