Vietnamese Dutch Dictionary

Tiếng Việt - Nederlands, Vlaams

riêng in Dutch:

1. eigen


Dit is wat wiskundigen en Fransen gemeen hebben: wat je hen ook probeert uit te leggen, ze vertalen het op hun eigen manier en verdraaien het in iets wat helemaal anders is.
Iedereen kan een verschil maken in zijn eigen leven en daarmee gezamenlijk de wereld een betere plaats maken voor zichzelf en anderen om zich heen.
Eigen haard is goud waard.
de eigenaar
Jonge mannen zijn geneigd slachtoffer te worden van hun eigen gretigheid.
Maar over zijn zus kunnen we zeggen, dat ze zo hatelijk werd, dat haar eigen moeder ze wegjoeg; en het ongelukkige meisje had zoveel gelopen en niemand gevonden, die haar wilde opvangen, dat ze weldra omkwam in een hoek van het bos.
Eigen lof stinkt.
Of ge slaagt of niet, hangt af van uw eigen inspanning.
Dit kerkhof heeft zelfs een eigen site, en daarop staat een pagina "Nieuws". Kunnen jullie het je voorstellen, nieuws van de begraafplaats?!
Het is geen goed idee iemand te confronteren met eigen uitspraken die hij zich zelf niet meer kan herinneren.
Ze houdt van de jongen alsof het haar eigen kind was.
Gelukkige gezinnen lijken alle op elkaar, ieder ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.
De appels van onze eigen boom smaken veel beter dan de bespoten appels uit de supermarkt.
Ik heb de echtgenote gezien toen ze haar eigen zoon vermoordde.
De Melkweg is zichtbaar als een gigantische band van ver verwijderde sterren, elk op zich een zon zoals onze eigen zon.

2. scheiden


/ scheid/ scheidde(n)/ h.z. gescheiden
Ik zou liever scheiden.