Vietnamese Dutch Dictionary

Tiếng Việt - Nederlands, Vlaams

chiên in Dutch:

1. bakken bakken


bakte. bakten. gebakken
bakken, bakte, gebakken. Grootmoeder bakte heerlijke wafels voor ons. De bakker heeft weer lekker vers brood gebakken.
Het is buiten zo warm dat je een ei kunt bakken.

2. gebakken gebakken


Ik proefde van de cake die ze gebakken had.