Slovak Dutch Dictionary

slovenský jazyk - Nederlands, Vlaams

nábytok in Dutch:

1. meubilair meubilair


Ik poetste de vloer en het meubilair op.

2. meubels meubels


Alles wat de prinses omringt is van goud: tafels, stoelen, schotels, bekers en meubels.
In zijn kamer staan veel meubels.
De meubels in dit kantoor zijn zeer modern.
Ik heb nieuwe meubels besteld.

Dutch word "nábytok"(meubels) occurs in sets:

Nábytok po holandsky