Portuguese Dutch Dictionary

português

-

Nederlands, Vlaams

espelho in Dutch:

1. spiegel

Kijk in de spiegel... en vind de 7 fouten.

De ogen zijn de spiegel van de ziel.

Ik heb een spiegel nodig om mijn haar te kammen.

Hij nam een spiegel en keek naar zijn tong.

Kind, raak niet aan de spiegel!

Hij kijkt naar hem in de spiegel.

Dutch word "espelho"(spiegel) occurs in sets:

Vocabulário de casa de banho em holandês