Portuguese Dutch Dictionary

português - Nederlands, Vlaams

duplo in Dutch:

1. dubbele


Walakoem-oes-salaam, Al-Sayib! antwoordde Dima, maar zette het geluid van zijn telefoon deze keer wat harder, om te voorkomen dat dit een dubbele zin zou worden. "Wat doe jij tegenwoordig?"
Acht is het dubbele van vier.