Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

tworzyć in Dutch:

1. scheppen scheppen


Ik heb niks om over op te scheppen.
Om nieuwe werkgelegenheid te scheppen kan de moderne technologie heel veel bijdragen.

Dutch word "tworzyć"(scheppen) occurs in sets:

Hoofdstuck 1
czasowniki neregularne

2. creëren


Weet je, mensen creëren geen tijd; als we dat wel deden, zou het nooit opraken.
De directeur van de school wil de kantine sluiten en een nieuwe recreatieruimte creëren voor de studenten.

Dutch word "tworzyć"(creëren) occurs in sets:

500 czasowników po niderlandzku 1 - 50