Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

rozumieć in Dutch:

1. begrijpen begrijpen


Zelfs deskundigen begrijpen dit ongelofelijke ongeval niet.
Niemand kan hem begrijpen.
Het is voordelig voor ons, andere culturen te begrijpen.
Mensen moeten begrijpen dat de wereld verandert.
Ik had wat tijd nodig om te begrijpen wat ze probeerde te zeggen.
De politie is er heel goed in om te begrijpen dat iemand mijn creditcard gestolen heeft en een heleboel geld heeft opgenomen. Het is veel moeilijker om ze bij te brengen dat "iemand mijn magische zwaard gestolen heeft".
Ik hoop dat hij de zaak ooit zal begrijpen.
Er zijn weinig studenten die Latijn begrijpen.
Verbaasd zijn, zich verwonderen, is beginnen te begrijpen.
begrijpen, begreep, begrepen. Ik begreep geen jota van wat hij vertelde. Je ziet dat hij daar geen snars van begrepen heeft.
Je moet begrijpen dat welvaart niet eeuwig duurt.
Mensen die Latijn niet het mooiste vinden, begrijpen niets.
Ik ben geen aanhanger van de theorie dat je Latijn moet leren om Engels beter te begrijpen.
Dit boek is in eenvoudig Engels geschreven, zodat beginnelingen het kunnen begrijpen.
Je hebt op dat punt gelijk. Ik vraag me af of ze je zullen begrijpen.

Dutch word "rozumieć"(begrijpen) occurs in sets:

500 czasowników po niderlandzku 401 - 450
1000 najpopularniejszych słów po niderlandzku 676 ...
100 najpopularniejszych czasowników Holenderskich
czasowniki nieregularne
czasowniki nieregularne

2. verstaan


Heeft u moeite te verstaan wat vrouwen of kleine kinderen tegen u zeggen?
Ik heb niets verstaan!
verstond, verstonden, (h) verstaan, Ik versta je niet
Wijsheid is nodig om wijsheid te verstaan: muziek bestaat niet voor een doof publiek.
Hij heeft u misschien verkeerd verstaan.
We slaagden erin elkaar te verstaan.
Iedereen, die Esperanto gebruikt of er voor werkt, is esperantist, en iedere esperantist heeft het volle recht in Esperanto alleen een eenvoudige taal te zien, een koud middel om elkaar internationaal te verstaan.
Om een taal beter te gebruiken, en om ze beter te verstaan, moet men nieuwe woorden leren.
Zij verstaan deze zin niet, of toch?
Ik ben erin geslaagd de leraar mijn idee te laten verstaan.
Verstaan?
Het grootste deel van wat hij zei, heb ik niet verstaan.
Ze verstaan elkaar.
Ik kan maar niet verstaan hoe ik zo een fout heb kunnen maken.
Ik sprak traag, opdat ze me konden verstaan.

Dutch word "rozumieć"(verstaan) occurs in sets:

czasowniki pl - nd