Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

pocić się in Dutch:

1. Zweten Zweten


Beter zweten dan bibberen.
Zweten is beter dan bibberen.

2. zweet zweet


Een waterval van zweet stroomde naar beneden over mijn gezicht.

Dutch word "pocić się"(zweet) occurs in sets:

Repetytorium Edek b2/c1 nl