Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

ostrożny in Dutch:

1. voorzichtig voorzichtig


Wees voorzichtig met dat.
De oude man stak voorzichtig de straat over.
Wees voorzichtig op de weg naar huis.
Rijd voorzichtig.
Wees voorzichtig!
Wees voorzichtig bij het openen van het pakje, om het snoepbeertje niet te beschadigen.
Je moet voorzichtig zijn geen verkoudheid op te lopen.
De straat is een ijsbaan, wees voorzichtig.
Voorzichtig!
We moeten heel voorzichtig zijn.
Men is nooit te voorzichtig.

Dutch word "ostrożny"(voorzichtig) occurs in sets:

cechy pozytywne i negatywne
BIJVOEGLIKE NAAMWORDEN
Przymiotniki i imieslowy
uiterlijk an karakter
Przymiotnik 1