Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

kolor in Dutch:

1. de kleur



Dutch word "kolor"(de kleur) occurs in sets:

5/3 Een gezellig huis
Lekcja 11-12

2. kleur


Ik hou ook van deze kleur.
Vind je dit een mooie kleur?
Mijn favoriete kleur is rood.
Liefde heeft geen kleur, liefde geeft kleur.
Deze handdoeken hebben hetzelfde kleur maar een verschillende grootte.
Alle kleur trok weg uit zijn gezicht.