Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

kalendarz in Dutch:

1. de agenda de agenda



Dutch word "kalendarz"(de agenda) occurs in sets:

rzeczowniki/zelfstandige naamwoorden

2. de kalender de kalender



Dutch word "kalendarz"(de kalender) occurs in sets:

Lekcja 23-24

3. kalender kalender


Waar hang ik deze kalender?
De twaalf dieren van de Chinese dierenriem komen van elf diersoorten die in de natuur voorkomen, met name de rat, os, tijger, konijn, slang, paard, aap, haan, hond en varken, en ook de legendarische draak; ze worden als kalender gebruikt.

Dutch word "kalendarz"(kalender) occurs in sets:

Wyposażenie biura po holendersku