Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

jajka in Dutch:

1. eieren eieren


Je kan geen omelet maken zonder eieren te breken.
Kun je eieren bewaren buiten de koelkast?
Hoe wilt ge uw eieren?
Marie heeft een dozijn eieren nodig.
Ik heb enkele eieren gekocht, en wat melk.
De broedhen heeft een week op de eieren zitten broeden.
Ik heb niet graag eieren.
Ik vraag mij af waarom eieren per dozijn verkocht worden.
Ik hou van vlees, maar eieren verteer ik niet.
Niet al deze eieren zijn vers.

Dutch word "jajka"(eieren) occurs in sets:

Niderlandzki moduly

2. de eieren de eieren



Dutch word "jajka"(de eieren) occurs in sets:

rzeczowniki liczba mnoga nieregularne

3. de eitjes de eitjes