Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

hobby in Dutch:

1. hobby hobby


Mijn hobby is gitaar spelen.
Programmeertalen zijn zijn hobby.
Als men geen hobby heeft, kan het leven eenzaam zijn.
Mijn hobby is muziek beluisteren.
Wat hebt u voor hobby?
Mijn hobby is stripboeken lezen.
Ik verzamel postzegels als hobby.
Zijn hobby is insecten verzamelen.
Mijn hobby is koken.
Mijn hobby is modelvliegtuigjes bouwen.
Mijn hobby is foto's trekken van wilde bloemen.
Nieuwe hobby: zijn auto zoeken in de sneeuw.