Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

emerytura in Dutch:

1. pensioen pensioen


Hij is met pensioen, maar hij is nog altijd de echte baas.
Mijn vader is met pensioen gegaan met 65 jaar.
Grootvader is op pensioen gegaan, want hij wordt oud.
Professor Jones zal komend jaar met pensioen gaan.
Mijn vader is met pensioen gegaan om ruimte te maken voor jongere mensen.
Mijn vader ging op 65-jarige leeftijd met pensioen.
De oude man leeft van zijn pensioen.

Dutch word "emerytura"(pensioen) occurs in sets:

Rozmowa o pracę

2. het pensioen het pensioen


het pensioenplan

Dutch word "emerytura"(het pensioen) occurs in sets:

H2 Voornemens & privèleven