Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

czesać in Dutch:

1. kammen kammen


Ik heb een spiegel nodig om mijn haar te kammen.

2. kam kam


Wilt ge dat ik u kam?
Ik poets mijn tanden, ik kam mij.
Wie een hoofd heeft, zal wel een kam vinden.
Kam uw haar voordat ge buiten gaat.

3. zich kammen zich kammen



Dutch word "czesać"(zich kammen) occurs in sets:

Niderlandzki nie gryzie lekcja 1