Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

czekolada in Dutch:

1. chocola chocola


Zussen en chocola maken het leven dragelijk.
Lust je witte chocola?

Dutch word "czekolada"(chocola) occurs in sets:

Produkty spożywcze

2. chocolade chocolade


Ik hou van chocolade.
Kom naar Transkarpatië, we zullen blij zijn u te ontvangen, we zullen u onthalen met zelfgestookte wodka en varkensvet in chocolade!
Wie wil er warme chocolade?
Ik ben op dieet, en ik zou willen weten of ge van chocolade verdikt.
Gelukkige chocolade die, na de wereld te hebben doorkruist doorheen de glimlach van de vrouwen, de dood vond in een heerlijke en smeltende kus van hun mond.

Dutch word "czekolada"(chocolade) occurs in sets:

Holenderski rozdział 1
de woorden part 1
słówka zo gezegd 1 i 2

3. de chocola de chocola