Lithuanian Dutch Dictionary

lietuvių kalba - Nederlands, Vlaams

kaina in Dutch:

1. kosten kosten


Hoeveel kosten deze schoenen?
Kosten noch moeite sparen.
Vliegen zal u meer kosten.
Dat zal € 30,- kosten.
In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.
Het zou me te veel tijd kosten om je uit te leggen waarom dat niet gaat werken.
Het zal u 100 dollar kosten om naar het eiland te vliegen.
Volgens de laagste schatting zal dat dertigduizend jen kosten.
Hij berekende de kosten.
De sigaren kosten twee mark.
Het gaat over kosten.

2. prijs prijs


Ik heb deze jurk voor een lage prijs gekocht.
Iedereen heeft zijn prijs.
De prijs van dit boek is met de helft verlaagd.
Onze baas heeft aangedrongen op die prijs, legde de verkoopster uit. "Maar weet u, u hoeft me geen 0,99 in kopeken te betalen. U mag meer betalen als u wilt."
Ik weet het niet. Het hangt af van de prijs.
De school heeft Mary een prijs toegekend.
Ik zou het op prijs stellen als ze naast me zou komen zitten.
De prijs van de aardolie stijgt.
Heb je de prijs van deze telefoon gezien? Hij kost stukken van mensen!
Aan wie van u twee heeft de leraar de prijs gegeven?
De vorige stoker had iets gedronken dat qua prijs overeenkwam met zijn salaris, en het toverdrankje bracht hem in dat verre buitenland, waar algehele werkeloosheid een synoniem is voor eeuwig geluk.
De verliezers ontvingen ook een ‘prijs’. Ze werden namelijk verslagen door het winnende team.
Hij heeft alles geprobeerd om die prijs te verkrijgen.
Hij gaf zijn identiteit niet prijs.
We garanderen de laagste prijs voor een taalschool in Québec (Canada).