Indonesian Dutch Dictionary

Bahasa Indonesia - Nederlands, Vlaams

minggu in Dutch:

1. zondag zondag


Hou volgende zondag vrij.
Ik heb een neus-, keel- en orenarts ontmoet op een feest zondag.
Takashi regelt heel graag elke zondag de motor van zijn auto.
Ik verafschuw de zondag! Vreselijke dag!
Zondag is de eerste dag van de week.
Ik heb gisteren de hele dag lang geslapen, omdat het zondag was.
Zondag komt na zaterdag.
We hebben beslist de vergadering uit te stellen tot volgende zondag.
Ik heb mij vorige zondag thuis ontspannen.
Omdat het zondag was, waren de winkels niet open.
Wat heb je afgelopen zondag gedaan?
Afgelopen zondag was het eerste advent en hebben we de adventster voor het raam gehangen.
Zij heeft mij niet op zondag, maar op maandag bezocht.
Alica heeft een valling sinds vorige zondag.
In christelijke landen is zondag een feestdag.

2. week


Vorige week heb ik u een brief gestuurd en vandaag stuur ik u er nog één.
Poetin zei dat terroristen "in de plee in de week gezet" moeten worden.
Tot volgende week!
Deze fabriek heeft een productiecapaciteit van 250 auto's per week.
Ik sta soms versteld hoeveel troep sommige mensen in één week kunnen maken.
Vanaf volgende week hebben we tussentijdse examens. Denk eraan dat voor de vragen die je dan krijgt een enkel nachtje blokken onvoldoende is. Je moet echt nu beginnen!
Als dat kon, zou hij 8 dagen per week open zijn.
Het examen dat hij vorige week afgelegd heeft was uiterst moeilijk.
Heb ik me de hele week erop verheugd dat het donderdag zou gaan sneeuwen, nou is het donderdag, sneeuwt 't niet!
Ze zeggen dat Mary vorige week ziek was, maar nu ziet ze er goed uit.
Ik liep vorige week op een feestje Mary tegen het lijf.
Elk weekeind moet ik de natuur in, anders heb ik geen goede week daarna.
Heb je vorige week naar tv gekeken? "Nee, dat heb ik niet gedaan."
Twee keer in de week kwam de tuinman om het gras te maaien, daarom kon ik nooit in het lange gras liggen.
Zoals men kan zien, verhogen de prijzen iedere week.