Croatian Dutch Dictionary

hrvatski jezik - Nederlands, Vlaams

namještaj in Dutch:

1. meubels meubels


Alles wat de prinses omringt is van goud: tafels, stoelen, schotels, bekers en meubels.
In zijn kamer staan veel meubels.
De meubels in dit kantoor zijn zeer modern.
Ik heb nieuwe meubels besteld.

Dutch word "namještaj"(meubels) occurs in sets:

Meubels in het Kroatisch
Namještaj na nizozemskom