French Dutch Dictionary

Français - Nederlands, Vlaams

public in Dutch:

1. toehoorders toehoorders


Zijn toespraak maakte indruk op de toehoorders.
Er waren veel toehoorders op het concert.

2. openbaar openbaar


openbare gebouw; openbaar vervoer
Morgen zal ik mijn nieuwe webstek openbaar maken.
Ze schaamde zich heel erg toen haar kind zich erg misdroeg in het openbaar.
De internationale taal Esperanto verscheen in het openbaar op het einde van het jaar 1887.
Ik spreek niet graag in het openbaar.

Dutch word "public"(openbaar) occurs in sets:

Français - Néerlandais