1. deken
Het bergpaadje was bedekt met een zachte deken van bladeren, waarover het makkelijk lopen was.
Breng mij een deken alstublieft.
Dutch word "couverture"(deken) occurs in sets:
Vocabulaire de la chambre à coucher en hollandais2. tapijt
Hij ging op het tapijt.
De man en vrouw dragen een tapijt. Een persoon stofzuigt het tapijt.
Op een tapijt slapen is geweldig.
Op de vloer ligt een dik tapijt.
3. deksel
De deksel gaat er niet van af.
Op elk potje past een deksel.
Wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het deksel op de neus.
Dutch word "couverture"(deksel) occurs in sets:
Parties du livre en hollandais