Spanish Dutch Dictionary

español - Nederlands, Vlaams

manta in Dutch:

1. deken deken


Het bergpaadje was bedekt met een zachte deken van bladeren, waarover het makkelijk lopen was.
Breng mij een deken alstublieft.

Dutch word "manta"(deken) occurs in sets:

Vocabulario de la habitación en neerlandés

2. tapijt tapijt


Hij ging op het tapijt.
De man en vrouw dragen een tapijt. Een persoon stofzuigt het tapijt.
Op een tapijt slapen is geweldig.
Op de vloer ligt een dik tapijt.