Spanish Dutch Dictionary

español - Nederlands, Vlaams

durar in Dutch:

1. duren


Ik vraag mij af hoe lang dit zal duren.
Hoe lang zal het ongeveer duren?
Het zal nog een tijdje duren eer hij er terug bovenop is.
Mooie liedjes duren niet lang.
De prijsstijging bleef duren.
Zijn lezingen duren heel lang.
Mijn werk zal maar twee jaar duren, ten hoogste.
Je weet nooit hoelang deze vergaderingen zullen duren.
Zolang de kookpot opstaat, blijft de vriendschap duren.

Dutch word "durar"(duren) occurs in sets:

Hoofdstuk 5 Spaans