English Dutch Dictionary

English - Nederlands, Vlaams

to low down in Dutch:

1. zaken zaken


De jongere generatie ziet de zaken anders.
Gedane zaken nemen geen keer.
Neem je zaken.
Hij liet niemand zich met zijn zaken bemoeien.
Terwijl ik over dat soort zaken nadacht, keek ik weer naar "Duck Soup"
Ik heb geen idee, ik ben niet zo thuis in dat soort zaken. Dat kun je beter aan die meneer daar vragen.
Dit land heeft zich ingelaten met de binnenlandse zaken van ons land.
Onze grootvader vertelt ons over oude zaken.
Is de minister van buitenlandse zaken al aangekomen?
Ik meng niet graag zaken met plezier.
Kunt ge morgen uw zaken afhandelen zonder de auto? Ik heb hem nodig.
Moei u niet met zaken die u niet aangaan!
Soms moeten we een stap achteruit zetten, en de zaken nog eens overdenken.
De lijst 'Basiszinnen' is een selectie van vrij eenvoudige zinnen over de meest diverse zaken.
Om de zaken nog erger te maken, werd hij ziek.

2. dalen dalen


Het is gemakkelijk om in de hel af te dalen.
Het leven heeft pieken en dalen.