1. docent
Hij is geen docent.
Ik hoor de docent niet.
Dutch word "teacher"(docent) occurs in sets:
1 - Nederlands in gang A22. de leraar
Mijn vader is een goede leraar.
Dutch word "teacher"(de leraar) occurs in sets:
De populairste Engelse woorden 901 - 9503. leraar
Ik was leraar.
Zelfs een leraar maakt al eens een fout.
Aan wie van u twee heeft de leraar de prijs gegeven?
De leraar demonstreerde veel natuurkundige experimenten.
Laten we de les vandaag beginnen met het boek op bladzijde 156, zei de leraar.
Waarom wil mijn klasgenoot onze leraar niet ontmoeten?
De studente die voor de leraar zat, komt uit Duitsland.
Ik ben erin geslaagd de leraar mijn idee te laten verstaan.
In Sovjet Rusland leert de les de leraar!
Toen de leraar begon te roepen, hielden ze op met wat ze bezig waren en liepen ze naar buiten.
Ge kunt ook raad vragen aan uw leraar.
Leerlingen in het algemeen waarderen een leraar die hun problemen verstaat.
Heb geen schrik de leraar aan te spreken; als ge iets niet verstaat, doe dan zelf iets.
Met een droevig gezicht luisterde hij naar zijn leraar.
Indien de leerling beter zijn les kende, zou de leraar hem niet straffen.
Dutch word "teacher"(leraar) occurs in sets:
Beroepen in het Engels4. leerkracht
Hij boog voor zijn leerkracht.
Uiteindelijk hebben we beslist de raad te vragen van onze leerkracht.
Waarom vraag je je leerkracht niet om raad?
De leerkracht was heel kwaad, en stuurde Johnny uit de klas.
De leerkracht heeft ons veel huiswerk gegeven.
Ik herkende de leerkracht onmiddellijk, want ik had hem al eerder ontmoet.
De man waar ik mee aan het praten was is mijn leerkracht Engels.
Ik weet dat je een leerkracht bent.