English Dutch Dictionary

English

-

Nederlands, Vlaams

shower in Dutch:

1. douche

Zij gaat elke ochtend onder de douche.

Ik moet onder de douche.

Hebt ge een douche genomen vandaag?

Ik douche normaal 's avonds.

Ik meld me af, ik ga een douche nemen.

Dutch word "shower"(douche) occurs in sets:

Badkamer woordenschat in het Engels
Bathroom vocabulary in Dutch
Meubels in het Engels

A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
Y
Z