English Dutch Dictionary

English - Nederlands, Vlaams

good in Dutch:

1. goed goed


Oh God! Hoe komt dit hier terecht? Ik ben niet goed met computers!
Goed gedacht!
Laten we het tweede probleem behandelen, goed?
Nu goed, hoe gaat men dan van hier naar het Volkspark?
Wat goed bedacht is wordt duidelijk gezegd, en de woorden om het te zeggen komen gemakkelijk.
De politie is er heel goed in om te begrijpen dat iemand mijn creditcard gestolen heeft en een heleboel geld heeft opgenomen. Het is veel moeilijker om ze bij te brengen dat "iemand mijn magische zwaard gestolen heeft".
Esperanto verandert het probleem, omdat men Esperanto even goed kan leren als zijn moedertaal - en misschien wel beter dan die.
Laat ons vrolijk zijn, laat ons het leven goed gebruiken, want het leven is niet lang.
Als je het geel verft, sla je twee vliegen in één klap: én het valt goed op, én je bespaart geld omdat je verf kunt gebruiken die je al in huis hebt.
Door boeiende verhalen te lezen zal je weldra bemerken, dat je al goed Esperanto kan lezen.
Houd voordat je trouwt je ogen goed open. Knijp nadat je getrouwd bent een oogje toe.
Precies om zulke redenen heeft men reeds overvloedig en zeer goed uit vele talen naar het Esperanto vertaald.
Om computerlinguïstiek te kunnen studeren moet men meerdere talen kennen, maar ook goed met computers kunnen omgaan.
Hij houdt van haar haar, haar glimlach, haar ogen? Wow, hij kan verdomd goed liegen!
Het is geen goed idee iemand te confronteren met eigen uitspraken die hij zich zelf niet meer kan herinneren.

Dutch word "good"(goed) occurs in sets:

Top 300 adjectives in Dutch 1-50
Most common Dutch words 1 - 50
Persoonlijkheid adjectieven in het Engels
Attributes - Eigenschappen
Eigenschappen - Attributes

2. goeie goeie


Goeie vraag.
Goeie rekeningen maken goeie vrienden.
Ik twijfel op geen enkele manier aan je goeie wil, maar ik wou je iets laten weten.

Dutch word "good"(goeie) occurs in sets:

Most common Dutch words 201 - 250
Most common Dutch words 601 - 650
2000 Most Used Dutch Words (1/2)