Czech Dutch Dictionary

český jazyk - Nederlands, Vlaams

opravit in Dutch:

1. reparatie reparatie



2. repareren repareren


Ik kan de computer niet repareren.
Ik heb mijn computer laten repareren.
Ik moet het repareren.
Ik moet mijn fiets repareren.
Ik liet mijn zoon de deur repareren.
Mijn computer is kapot en ik moet hem laten repareren.
Ik wil deze klok repareren.
Ik liet mijn broer mijn fiets repareren.

3. corrigeren corrigeren


Door elkaar te corrigeren worden wij allen beter in Esperanto.