Czech Dutch Dictionary

český jazyk - Nederlands, Vlaams

čas in Dutch:

1. tijd tijd


De tijd vliegt.
Dankzij het gebruik van Esperanto worden de tijd, die nodig is voor het vertalen, en de benodigde ruimte op het internet bijna tot een drieduizendste gereduceerd.
In deze tijd van het jaar staan de bermen in volle bloei. Je vindt er bijvoorbeeld veel fluitenkruid, koolzaad en paardenbloemen.
Ze hadden dringend iets nodig om de dorst te lessen, want ze verbleven al lange tijd in een hete woestijn.
Tijd verdoen, als je het leuk vindt, is niet zinloos!
Ze zijn eindelijk begonnen die weg opnieuw te asfalteren. Het werd ook tijd, zeg! Je kon er alleen nog zigzaggend fietsen als je geen slag in je wiel wilde krijgen van de gaten in het wegdek.
We kunnen reizen door de tijd. En we doen dat met de ongelooflijke snelheid van een seconde per seconde.
Priemgetallen zijn als het leven, ze zijn helemaal logisch, maar het is onmogelijk er regels voor te vinden, zelfs als je al tijd wijdt aan het nadenken erover.
Ooit zal er een tijd komen dat Esperanto, gemeenschappelijk bezit geworden van het hele mensdom, zijn karakter van een idee zal verliezen: dan zal het alleen maar een taal worden, men zal er niet meer om strijden, men zal er enkel nut blijven uit halen.
Als studenten vandaag meer vrije tijd hadden, zou politiek hen misschien meer interesseren.
In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.
Weet je, mensen creëren geen tijd; als we dat wel deden, zou het nooit opraken.
Of ge uw baard vier of zeven jaar laat groeien, onder het mes van de barbier valt hij in even veel tijd.
Ik kan niet zeggen dat ik dat een erg leuke keus vind, zuchtte Dima. "Om eerlijk te zijn, is het de hele tijd al wazig in mijn hoofd sinds ik vanochtend wakker werd in een vuilcontainer..."

2. gespannen gespannen


gespannen zenuwen